Nu de sfeer er naar is zegt Marcel: ‘Iris ik vindt je erg aardig, maar de jongens beweren dat je lelijke borsten hebt.’
Iris vraagt zich af wat hij bedoelt. Ze aarzelt even en zegt dan: ‘Toen mijn borsten pas opkwamen zat mijn linker tepel een beetje naar binnen, maar dat is al lang weer verdwenen. Die jongens zijn alleen maar jaloers.’
‘Maar dat ongeluk dan?’
Ze stopt met lopen en pakt gelijktijdig zijn hand als ze reageert met: ‘Alleen maar een paar gekneusde ribben en een gebroken arm. Marcel, daar is echt niks meer van te zien!’
Hij staat nu tegenover haar en kijkt haar aan. Dat kuiltje in haar kin blijft boeien. En dan die lange zwarte krullen. Had hij maar niks gezegd; straks maak zij het uit! Timide zegt hij: ‘Joh, ze hebben een weddenschap afgesloten om een elektrische scooter.’ En hij vraagt door met: ‘Die cellulitis-billen dan?’
‘Ze beweren zeker dat ik een keg ben en met ze heb geneukt!’ gokt ze. Ze kent dat stoere praat en ontkent met: ‘Daar is niets van waar! Ze scheppen alleen maar op, omdat ik de mooiste meid van de klas ben.’ Ze kijkt hem in de ogen en vraagt: ‘Marcel, hou je echt van mij?’
‘Ja,’ zegt hij helemaal in zijn schulp. Er loopt een traan over zijn wang, want hij vreest het eind van de verkering.
Marcel is de eerste jongen waar ze echt wat voor voelt. Ze wil hem niet kwijt. Ze streelt zijn pols en denkt: ‘Die weddenschap verliezen ze!’ dan zegt ze. ‘We hebben vanmiddag toch plotseling vrij; niet!’ en ze vraagt: ‘Marcel heb je zin in een avontuurtje?’ ze voegt toe: ‘We gaan samen uit,’ en ze geeft een vluchtig kusje op zijn voorhoofd.
‘Ik heb bijna geen geld bij me,’ zegt hij beteuterd.
Ze kijkt op haar horloge en zegt: ‘Maar ik wel; maak je niet druk joh. Als we de trein willen halen dan moeten we door lopen!’
Ze pakken de trein en dan de tram naar het centrum. Zij betaalt het vervoer met de chip in haar arm. Als ze in de tram naast elkaar zitten slaat ze een arm om hem heen en geeft hem een minimaal kusje op zijn wang. Al spoedig veranderen de huizen in winkels. Hij kijkt zijn ogen uit, want hij is hier nog nooit geweest, maar bij haar voelt hij zich op zijn gemak. Dan naar een paar haltes stappen ze uit. Ze lopen weer hand-in-hand.
“Dit hier is ‘De Koffieboon’ een lunchroom waar je lekker kan eten, die vast zit aan ‘Het Vrijheidskwartier’ daarom mag je er in je nakie lopen. We kunnen hier gaan eten dan kun je me helemaal bekijken,” zegt zij.
‘Echt helemaal?’ vraagt hij beduusd.
“Ja ‘Het Vrijheidskwartier’ is een soort overdekt naaktstrand midden in de stad,” legt zij uit en ze vraagt serieus: ‘Durf je, of gaan we ergens anders eten?’
‘Joh, moet ik ook?’
‘Marcel, je moet helemaal niets!’
‘Zullen we dan maar?’ vraagt zij.
Hij knikt; dus gaan ze naar binnen...
De draken van Manator
Sita wacht in ‘De Koffieboon’ bij een bak koffie op een mede-student, waarmee ze in een projekt zit. Het is een goed moment om Taboe er even bij te pakken. Ze leest na even zoeken verder met: “Cirvel heeft weer wat vrije tijd dus duikt ze in de boekenkast van haar kamer. Ze komt een boek tegen over de draken van deze streek. Er staan met de hand ingekleurde ertsen in. Ondanks het wat vergeelde papier, komen de kleuren nog goed naar voren. De plaat voor haar toont de awôr. Ze heeft gedacht dat het een vogel was. Dit vanwege de vertaling doodsvogel, maar het blijkt een draak te zijn. Vliegende draken hebben vier poten en een vlieghuid. Ze zijn verwant aan kruipende dieren met zes poten en een lange, tandige, spitse bek. Hoewel ze al veel intergalactische import is tegengekomen, zoals huiskatten; vermoed Cirvel, dat deze draken onderdeel uitmaken van de oorspronkelijke evolutie op Manator.
Cirvel bladert verder door het boek. Ze komt een heleboel soorten tegen waar ze nog nooit van heeft gehoord. Ze zijn allemaal zeldzaam tot zeer zeldzaam. Ze beseft dat met de uitheemse soorten microben zijn meegekomen, die het ecosysteem danig hebben verstoord. Toch moet er ook herstel zijn, want ze komt buiten veel diversiteit tegen. Ze gaat terug naar de dubbele pagina over de awôr.
Deze gedachten brengen Cirvel terug bij haar geboorte planeet. Ook daar bracht de ruimtevaart eerst een ecologische ramp, die later door DNA-recombinatie moest worden hersteld. Het surfen op de ruimte-tijd was niet alleen een zegen; er ging ook veel aan diversiteit verloren. Zonder ruimtevaart echter, had de overbevolking een eind aan deze diversiteit gemaakt.
Door een haarlok op haar schouder, merkt Cirvel, dat iemand over haar schouder meekijkt. Met de gedachte: ‘Het moet Anga zijn,’ kijkt ze op en om.
‘Die vogel brengt de dood,’ zegt Anga met afschuw in haar stem.
‘Anga, die vogels brengen de dood niet,’ zegt Cirvel en ze denkt aan: ‘De nuäas op haar planeet en de gieren op Terra,’ dan zegt ze: ‘Het zijn gewoon opruimers in de natuur. De oorlog brengt de dood! Maar awôrs zijn geen vogels, het zijn draken,’ ze beseft daarbij, dat gewone mensen het onderscheid tussen vogels en draken niet kennen.
‘Ik zal je niet verraden! Maar jij Cirvel bent niet van hier,’ zegt Anga bijna fluisterend en ze gaat dan verder met de vraag: ‘Ben je van de sterren?’
Dit gaat over gevaarlijke kennis, maar Cirvel wil het vertrouwen van Anga niet beschamen en vraagt zich af: ‘Hoe open kan ik nu zijn? En hoe ver gaat het begrip van Anga?’ en dan komt ze met de wedervraag: ‘Anga, ken je de Smaug aan de nachtelijke hemel?’
‘Volgens de mythen gaan daar de helden van Taboe heen, maar...’ Anga breek haar zin af, want ze ontdekt de tegenspraak in haar antwoord.
‘Mijn zon staat als sterretje bij het puntje van de snavel, in de Smaug aan de hemel. Naast Angis staat Panîn vanavond vol aan de hemel, dus kan ik je dat sterretje vannacht niet aanwijzen,’ antwoordt Cirvel in de hoop dat Anga het snapt.
‘Ik snap het! Dan is er gewoon te veel licht,’ zegt Anga en ze vraagt: ‘Is de smaug ook een draak?’
Cirvel reageert op Anga met: ‘Ik had net platen van de smaug gezien. Het moet dus een draak zijn, want er staan alleen draken in dit boek,’ ze kijkt in het register: ‘Even kijken hoor,’ en ze bladert naar pagina 52: ‘Kijk hier heb je de smaug in het wild.’
De plaat op de linkerpagina toont op de voorgrond een wadende smaug die een vis vangt en inslikt. Op de achtergrond wordt een hele kudde wadende smaugs getoond. De jongen staan in ondieper water. Ze worden beschermd door oudere dieren. Op de rechter pagina staat tekst.
‘Kun je me leren lezen?’ vraagt Anga.
De vraag verbaast Cirvel een beetje. Dan beseft ze dat vrouwen op deze planeet geen onderwijs krijgen. Dus zegt ze: “Natuurlijk Anga, we kunnen gelijk beginnen. zeg me maar na. Kijk hier bovenaan staat in grote letters het woord: ‘smaug’ als titel,” ze wijst daarbij de vier letters aan: ‘Suh muh auh guh ... smaug,’
‘Suh muh auh guh ... smaug,’ zo herhaalt Anga Cirvel.
Zo lezen ze samen een hele serie namen van draken. Anga pakt aldus een aantal letters op en Cirvel kan haar uitspraak bijschaven. Cirvel neemt zich voor naar een eenvoudig boek te zoeken, maar ze zegt er nog niets over, want ze schat de kans hier laag in.
‘Hoeveel letters zijn er?’ vraagt Anga na enige tijd.
‘Officieel 49, maar er zijn er een aantal in onbruik geraakt. In het oude schrift kun je smaug met drie letters schrijven,’ antwoordt Cirvel,” Sita kijkt op uit Taboe en ze nipt aan haar koffie. Ze luistert; er komen mensen binnen. Het is niet haar mede-student maar Iris het nichtje van Marianne, dat met een jongen binnenkomt.
Na nog een paar slokken koffie verdiept Sita zich weer in haar pocketboekje: “Dan gaat de bel voor het ontbijt. Cirvel legt het boek over draken op de boekenkast. Dan legt ze het boekje over de oude geschiedenis er bovenop. Dan lopen Cirvel en Anga hand-in-hand naar de eetzaal...
Er zijn smaugs achtergebleven
Fanat tuurt in zijn kijker naar de kudde smaugs. Hij tuurt; probeert of hij soldaten op hun ruggen kan kan ontdekken. Het is waanzin, dat deze fantastische dieren voor de oorlog misbruikt worden. De vochtige verte maakt een helder zicht nog vaag. De kudde komt dichter bij. Hij bestaat uit zeker vijftien volwassen dieren en een groot aantal jonge dieren.
De kudde komt nog dichterbij. Fanat kan alleen lege zadels en pakzadels onderscheiden. Hebben de soldaten zich in de pakzadels verstopt? Hij tuurt naar de bovenranden. Gespannen blijft hij kijken. Er zijn daar geen leidsels te zien. Nee, de pakzadels zijn leeg. Hij weet wat er aan de hand is. De boerderij werd overvallen toen de smaugs werden gezadeld. Op dat moment zijn de smaugs er vandoor gegaan. Een pijl in een pakzadel geeft het aanvullende bewijs. Er is slechts een kleine kans, dat het dier daad werkelijk is geraakt. Het is Fanat nu helemaal duidelijk! Gelukkig heeft hij vaker met smaugs gewerkt.
‘De soldaten zullen zeker terugkomen! Zo'n buit zullen ze niet laten zitten,’ beseft Fanat en hij zegt: ‘Mirak maak snel de anderen wakker. Ik zal ondertussen de leider van deze kudde smaugs proberen te paaien, want dit is een buitenkans.’
‘Het is zeker een buitenkans,’ bevestigt Mirak.
Ondertussen landen de smaugs op een lage heuvel iets verderop. Ze kotsen vis uit voor de kleinste onder hun jongen. De volwassen draken vormen een kring rond deze kleinsten. Het is een teken, dat ze zich nog niet geheel veilig voelen. Sommige dieren zakken door hun poten in een rusthouding.
‘Mirak, zo te zien zijn de pakzadels al aardig gevuld. Maak de anderen wakker en laat ze wapens en voedsel verzamelen. En pak de katten in een mand. We hebben geen tijd het experiment af te wachten, want de plunderaars kunnen zo terugkomen,’ geeft Fanat aan. Gelijktijdig voelt Fanat de windrichting. De ligt gelukkig gunstig voor de beek, zodat hij de smaugs niet zal alarmeren. In de hoop dat hij snel een grote vis zal vangen sluipt hij in een kleine omweg naar de beek. Daarbij ziet hij Mirak naar de boerderij sluipen...”Sita voelt een tikje op haar schouder. Het is haar studiemaatje Jan. Ze schuift de boekenwijzer tussen de juiste pagina en bergt het boekje op. Dan zegt ze: ‘Jan ik ben blij dat je er bent,’ en ze vraagt verder: ‘Zullen we dan maar naar mijn appartement gaan?’
Zo verlaten Sita en Jan ‘De Koffieboon’ aan de kant van de binnenstraat...
Wordt vervolgt met: 28a. Een informeel marktonderzoek.