Vrijheidskwartier - roman...

5. Samen een hapje eten in 't Station

Sita Chandra en de introductie cursiste Fatima praten over Yoga en de eerste ervaring van Fatima met de topless-groep in haptotantra. Daarbij vraagt Fatima naar de persoonlijke ervaringen van Sita met Yoga. Ondertussen dreigt Sita haar tweede trein te missen.

Van soep naar dagschotel

‘Sita, dat is me duidelijk. Nu terug naar de kern van mijn vraag! Ik begrijp nu dat je al heel lang met Yoga bezig bent, maar hoe was jouw eerste ervaring met haptotantra?’

Sita ziet de serveerster weer hun kant opkomen. Ze vreest dus, dat ze onderbroken zal worden. Toch begint ze met: ‘Dat is nog maar een paar jaar geleden. Mijn vriendin Anja zat op haptotantra en was daar geweldig enthousiast over.’

‘Dames mag ik even Uw aandacht... De enige soep, die ik U kan aanbevelen is de vegetarische soep, die bij de vegetarische dagschotel van vandaag hoort.’ De serveerster kijkt beteuterd, alsof ze een afwijzing verwacht...

Sita reageert meteen met: ‘Een hele maaltijd lijkt me niet zo gek.’ Haar voorhoofd vertoont een paar horizontale rimpeltjes, die aangeven dat ze serieus is. Ondertussen gaat ze verder met: ‘Als ik nu eens trakteer Fatima. Wat denk jij van twee vegetarische dagschotels?’

Ook Fatima trekt een rimpeltje in haar voorhoofd, maar dan verticaal. Het verschijnt midden tussen haar wenkbrauwen. Ze denkt duidelijk na. Dan zegt ze: ‘Een maaltijd met z'n tweeën lijkt me wel leuk, maar dan moet ik wel even naar huis bellen.’

’Dat wordt dan twee vegetarische dagschotels en twee maal appelsap,’ zegt Sita tegen de serveerster.

De oude monnik

De serveerster dekt de tafel met geel-groen papieren kleedjes. Er staat reclame op voor de maand- en dagschotels. Buiten wordt de rust verstoord door een binnenlopende trein, die sissend en piepend stopt. Fatima gaat naar de wc. Sita kijkt ondertussen rond. Een klein meisje aan het tafeltje naast haar knoeit met haar patat. Er komen nieuwe mensen binnen. Het is druk geworden in het stationsrestaurant.

Sita is geen type om te gaan zitten wachten. Ze pakt haar boek weer op en leest verder. “De commandant laat gelijk het rustsignaal blazen. De stoet houdt halt en de mannen verzamelen zich. Twee ruige kerels pakken Cirvel beet, zodat ze niet tussen beide kan komen. De commandant nadert met rasse schreden. De mannen gaan eerbiedig uiteen...” Ze slaat de pagina om en kijkt naar de illustratie van het dal op de volgende pagina. Vervolgens komt ze tot de conclusie, dat er een paar pagina's ontbreken. Ze kijkt om zich heen. Sita leest verder in een nieuw hoofdstuk...

“Cirvel en Anga worden in een ruime kamer gebracht, waarvan het gipsen plafond is versiert met mythologische figuren in reliëf. Tegenover Cirvel ligt de lange, witgekalkte wand  — van de rechthoekige kamer —  voorzien van drie grote ramen in nissen, waardoor opvalt hoe dik de zware kloostermuren zijn. De randen van de nissen zijn omlijst met mythologische figuren in houtsnijwerk. De ramen, die zeker twee el in de nissen liggen, zijn opgebouwd uit vierkante ruitjes. Deze ruitjes vormen mozaïeken in zachte kleuren, geel, blauw, paars, rood en groen.

Het licht van ranor  — laat door de bewegende bomen buiten —  deze kleuren op de plavuizen spelen. De onderste helften van twee ramen zijn opengeschoven. Vanuit de kloostertuin waait een zachte bries, zoete bloemengeuren naar binnen. Deze geuren fleuren Cirvel wat op. Links van Cirvel is een korte wand met in het midden een schouw, afgewerkt met tegelmozaïek. Verder hangen er op de wit gekalkte wand portretten van bekende figuren uit de geschiedenis.

De openhaard is  — zoals verwacht —  uit, en er ligt slechts wat as onder het rooster. Dan ligt er rechts van de schouw op de vloer een stapeltje haardhout. Bij de openhaard, verwijderd van de buitenmuur, is een zitje. In dat zitje op een versleten luie stoel zit een oude monnik. Hij kijkt Cirvel vriendelijk aan, voor zover je een zwaar gesluierde vrouw kunt aankijken.

De rituele begroeting

Cirvel kijkt terug, ook al weet ze, dat hij haar blik niet kan vangen. De iets versleten, gele pij en zijn grijze, bijna witte baard geeft de man de gestalte van een profeet. Ze wordt vervult met ontzag.

‘Welkom in mijn nederig verblijf prinses Cirvel en welkom dienares Anga,’ zo begroet de oude monnik het tweetal.

Cirvel plaatst duim en vingertoppen tegen elkaar  — het Teken-van-Taboe —  maakt gelijktijdig een buiging en zegt: ‘Moge Taboe met U zijn.’ Het lijkt Cirvel verstandig de standaard vorm te gebruiken.

Anga maakt slechts een buiging bij het Teken-van-Taboe en zwijgt, zoals dat een slavin betaamd.

‘Ga zitten kinderen en gooi die gezichtslappen maar op een stoel, want die hebben jullie hier niet nodig!’ Zo gaat de monnik veel minder formeel verder.

Cirvel bevrijdt haar gezicht in een oogwenk en zegt gelijktijdig: ‘Graag,’ Ze kijkt hem glimlachend aan en zegt van uit haar gevoel: ‘Zo voelt een mens zich weer mens.’

Anga is niet zo vlot in de persoonlijke bevrijding. Ze zucht: ‘Uh ... huh,’ en rekt zich wat uit.

Cirvel gaat op de divan zitten, die onderdeel uitmaakt van het zitje. Anga neemt naast haar plaats. Cirvel kijkt uit op de deur, waardoor ze naar binnen zijn gekomen. Deze lange wand is geheel bedekt met boeken. De deur vormt als het ware een poortje in de boeken in de boekenkast. De korte wand is weer wit gekalkt. Ook in het midden van die wand is een deur. Deze deur is omlijst met het zelfde mythologische houtsnijwerk als de ramen. Tussen de deur en de boekenwand hangt een bijna manshoge spiegel in een zware houten lijst...”

Wordt vervolgt met: 6. Een eerste kennismaking met Meester Agdar.